chat-altchatcrossloginquestion-circlesearchsmileystarthumbup-downwarning
Vlaanderen
Contacteer ons
    Terug naar overzicht Stuur een e-mail

    Stuur een e-mail naar 1700, de informatiedienst voor al uw vragen aan de overheid.
    U ontvangt een kopie van uw bericht.

    Terug naar overzicht Chat met ons
    Uw chatgesprek wordt automatisch gestart zodra er een medewerker beschikbaar is.
    Even geduld, uw positie in de wachtrij wordt bepaald.

    Omzendbrief DVO/BZ/P&O/2007/3

    Datum:

    21 maart 2007

    Aanhef:

    Aan de Managementondersteunende diensten van de diensten van de Vlaamse overheid

    Betreft:

    Verkeersvoordelen voor de overgehevelde personeelsleden van een federaal ministerie, de Regie voor Maritiem Transport en de Regie der Luchtwegen

     

    1. Doel

    Deze omzendbrief vervangt de omzendbrief van 28 november 2003. Deze omzendbrief wordt herschreven in het kader van BBB en in uitvoering van het VPS (raamstatuut fase 2) meer bepaald artikel VII 123 waarin vermeld wordt dat de Vlaamse minister bevoegd voor bestuurszaken de praktische modaliteiten bij omzendbrief vaststelt.

    2. Inleiding

    Het behoud van de verkeersvoordelen waarop de van een federaal ministerie, van de Regie voor Maritiem Transport of de Regie der Luchtwegen overgehevelde personeelsleden recht hebben, werd als een overgangsregeling ingevoegd in het Vlaams personeelsstatuut (Raamstatuut fase 2) (artikel VII 123).

    Het beheer (afleveren biljetten, aanvragen e.d.) gebeurt door de bevoegde personeelsfunctie (MOD) van de betrokken entiteit.

    Verworven rechten:

    Een overgeheveld personeelslid heeft recht op de voordelen die, overeenkomstig de regeling van toepassing op het ogenblik van de overheveling, overeenstemden met zijn toenmalige graad en anciënniteit. Bevorderingen en opgebouwde anciënniteit na de overheveling komen bijgevolg niet in aanmerking voor het bepalen van de toe te kennen voordelen.

    De persoonlijke (familiale) toestand van het overgeheveld personeelslid moet worden beoordeeld op het ogenblik van de toekenning van het voordeel. Wijzigingen in de familiale toestand na de overheveling hebben bijgevolg wel een invloed op de toe te kennen voordelen.

    Deze interpretatie leidt tot volgend resultaat:

    • de evolutie in de "burgerlijke stand" (gehuwd/als koppel samenwonend of niet) werkt door in de toekenning van het voordeel;
    • voor de kinderen geboren na de overheveling kunnen nog verkeersvoordelen bekomen worden;
    • voor het bepalen van de dienstanciënniteit worden de jaren na de overheveling niet in aanmerking genomen voor het bepalen van het aantal vrijbiljetten;
    • voor het bepalen van de rijtuigklas wordt de graad bekeken op het moment van de overheveling.

    naar boven

    3. Uitbreiding van het recht op verkeersvoordelen

    Vanaf 1 januari 2001 werden de verkeersvoordelen uitgebreid tot de personeelsleden die als koppel ongehuwd samenwonen.

    naar boven

    4. Toepassingsgebied

    Deze regeling is enkel van toepassing op de personeelsleden die werden overgeheveld van een federaal ministerie of van een van dit ministerie afhangend bestuur, van de Regie voor Maritiem Transport of van de Regie der Luchtwegen, en die op het ogenblik van de overheveling recht hadden op de in de overeenkomst van 28 mei 1973 vermelde verkeersvoordelen.

    Deze regeling is eveneens van toepassing op de personeelsleden die met de graad van matroos statutair tewerkgesteld waren bij de RMT, en zonder onderbreking bij de Vlaamse overheid via aanwerving in dienst zijn getreden als scheepsbeamte of schipper.

    naar boven

    5. Behoud en verlies van het recht op de verkeersvoordelen

    5.1. Verloven

    Tijdens de verloven opgesomd in Deel X van het VPS van 13 januari 2006 blijft het recht op verkeersvoordelen behouden, behalve wanneer het personeelslid geen recht heeft op zijn salaris en de afwezigheid minstens één maand of 30 kalenderdagen duurt. In dit geval verliest het personeelslid (alsook de gezinsleden) het recht op vrijbiljetten, en moet de vrijkaart tijdens deze periode van afwezigheid worden ingeleverd. De andere voordelen (vermindering op schooltreinkaarten) blijven behouden.

    Indien de afwezigheid die aanleiding geeft tot het verlies van het recht op verkeersvoordelen geen volledig kalenderjaar duurt, wordt het recht op vrijbiljetten voor dat kalenderjaar pro rata berekend. Eventueel gebeurt een verrekening tijdens het volgend kalenderjaar.

    Voorbeeld:
    Ouderschapsverlof van 1 februari 2000 tot en met 30 april 2000. Voor het jaar 2000 zal het personeelslid 9/12 van het aantal vrijbiljetten ontvangen waarop hij normaal recht heeft.

    Het personeelslid dat gebruik maakt van het verlof voorafgaand aan de pensionering valt onder het regime van de gepensioneerden.

    5.2. Tuchtstraffen en schorsing in het belang van de dienst

    Het recht op verkeersvoordelen gaat verloren in geval van afzetting en tuchtschorsing, en in geval van schorsing in het belang van de dienst.

    Bovendien gaat het recht verloren in geval van:

    • internering/ effectieve gevangenisstraf (enkel voor het personeelslid en niet voor de gezinsleden);
    • verlies van de hoedanigheid van ambtenaar en definitieve ambtsneerlegging (deel XI van het VPS van 13 januari 2006), uitgezonderd pensionering.

    naar boven

    6. Vrijbiljetten (per jaar) NMBS

    6.1. Aantal vrijbiljetten (zonder vrijkaart)

    6.1.1. De statutaire ambtenaren, met voltijdse prestaties, hebben voor zichzelf en hun gezinsleden recht op het hierna bepaalde maximum aantal vrijbiljetten op het net van de NMBS:

    a) ongehuwde ambtenaar of weduwnaar/weduwe zonder kinderen:

    aantal jaren dienst op het ogenblik van de overheveling ambtenaar
    minder dan 5 jaar dienst 16
    van 5 jaar tot 10 jaar dienst 32
    vanaf 10 jaar dienst 40

    b) gehuwde of samenwonende ambtenaar met/zonder kinderen:

    aantal jaren dienst op het ogenblik van de overheveling ambtenaar echtgeno(o)t(e)/
    samenwonende partner
    elk kind
    minder dan 5 jaar dienst 12 12 12
    van 5j. tot 10j. dienst 18 18 18
    vanaf 10 jaar dienst 24 24 24

    c) ongehuwde ambtenaar of weduwe/weduwnaar met kinderen:

    aantal jaren dienst op het ogenblik van de overheveling ambtenaar elk kind
    minder dan 5 jaar dienst 12 12
    van 5 j. tot 10 j. dienst 18 18
    vanaf 10 jaar dienst 24 24

    d) deeltijdse prestaties:

    In geval van deeltijdse prestaties ontvangen de rechthebbende personeelsleden vrijbiljetten naar rata van hun prestatieregime. Het aantal vrijbiljetten ten voordele van de gezinsleden wordt in evenredige mate verminderd.

    6.1.2. Gepensioneerden

    De gepensioneerde ambtenaren, hun echtgeno(o)t(en) of samenwonende partner en kinderen hebben recht op het hierna vermelde aantal vrijbiljetten:

    gepensioneerd na X-aantal dienstjaren biljetten voor de gepensioneerde ambtenaar biljetten voor de echtgeno(o)t(e) of samenwonende partner biljetten per kind
    minder dan 10 jaar dienst 6 6 6
    van 10 j. tot 15 j. dienst 12 12 6
    van 15 j. tot 20 j. dienst 16 16 6
    van 20 j. tot 30 j. dienst 22 22 6
    vanaf 30 jaar dienst 28 28 6

    Voor het bepalen van het aantal dienstjaren worden enkel de jaren vóór de overheveling in aanmerking genomen.

    6.1.3. Weduwe - weduwnaar

    De weduwe of weduwnaar van een ambtenaar of gepensioneerde, alsook de rechthebbende kinderen hebben recht op hetzelfde aantal vrijbiljetten als de echtgenoten en kinderen, zoals vermeld onder punt 5.1.2. van deze omzendbrief, op voorwaarde dat zij een overlevingspensioen genieten.

    6.1.4. Wezen

    De ongehuwde, minderjarige volle wezen, in het bezit van een wezenpensioen, ontvangen het hierna vermelde aantal vrijbiljetten:

    aantal dienstjaren vóór de overheveling die als grondslag dienen voor het berekenen van het tijdelijk wezenpensioen VAST aantal BIJKOMEND per wees
    minder dan 10 jaar dienst 6 6
    van 10 j. tot 15 j. dienst 12 6
    van 15 j. tot 20 j. dienst 16 6
    van 20 j. tot 30 j. dienst 22 6
    vanaf 30 jaar dienst 28 6

    Het voordeel wordt ingetrokken de dag dat de wees meerderjarig wordt, d.w.z. dat op die datum de afgeleverde inventariskaart en de eventueel niet gebruikte biljetten dienen te worden teruggenomen. De leeftijdsgrens blijft buiten beschouwing voor de ongehuwde hele wezen die gehandicapt zijn en hierdoor recht hebben op het bijzonder wezenpensioen.

    6.1.5. Contractuelen

      personeelslid echtgeno(o)t(e) of samenwonende partner per kind
    aantal vrijbiljetten 12 8 6

    6.2. Aantal vrijbiljetten met vrijkaart

    aantal jaren dienst op het ogenblik van de overheveling echtgeno(o)t(e) of samenwonende partner elk kind
    minder dan 5 jaar dienst 12 12
    van 5 j. tot 10 j. dienst 18 18
    vanaf 10 jaar dienst 24 24

    Indien de ambtenaar weduwe/weduwnaar is, ontvangt elk kind het hierboven vermeld aantal biljetten.

    6.3. Opmerkingen

    6.3.1. Inzake de kinderen

    Het recht geldt voor de wettelijke en natuurlijke kinderen van beide echtgenoten of samenwonende partners, alsook de wettelijk aangenomen kinderen. Ook de kinderen die geboren worden na de overheveling hebben recht op vrijbiljetten.

    Volgende regels zijn van toepassing:

    • recht op vrijbiljetten vanaf het kalenderjaar waarin het kind 6 jaar wordt tot en met het kalenderjaar van de 21ste verjaardag;
    • verlies van recht ingeval zij in het huwelijk treden, of als koppel ongehuwd samenwonen;
    • recht na de leeftijd van 21 jaar indien het gaat om een gehandicapt kind dat kinderbijslag ontvangt, overeenkomstig de wetgeving op de kinderbijslag;
    • het kind dat zijn studies verderzet mag tot en met het kalenderjaar waarin het de leeftijd van 28 jaar bereikt met de vrijbiljetten van de rechthebbende gezinsleden reizen, indien het ongehuwd is en niet als koppel samenwoont.

    Vanaf het ogenblik dat het kind niet meer schoolplichtig is, moet een getuigschrift van de onderwijsinstelling waar het kind is ingeschreven jaarlijks door het personeelslid worden ingeleverd bij de bevoegde personeelsfunctie van de betrokken entiteit.

    Elke wijziging tijdens de loop van het jaar moet onmiddellijk gemeld worden.

    6.3.2. Inzake het huwelijk of het samenwonen

    • Met wijzigingen in de burgerlijke staat (huwelijk, samenwonen of echtscheiding) wordt pas rekening gehouden vanaf het kalenderjaar volgend op de officiële datum van de gebeurtenis;
    • Indien de ambtenaar tijdens het jaar weduwnaar/weduwe wordt, uit de echt scheidt of het wettelijk samenwonen wordt beëindigd, gaat het recht op vrijbiljetten dat toekwam aan de gewezen echtgeno(o)t(e) of samenwonende partner over op het oudste kind, op voorwaarde dat dit kind:
      * niet meer schoolplichtig is;
      * ongehuwd, niet samenwonend, weduwnaar/weduwe of uit de echtgescheiden is;
      * geen enkel beroep uitoefent of vervangingsinkomen geniet;
      * op hetzelfde adres als de ambtenaar is ingeschreven.

    Dit recht verdwijnt bij het overlijden van de ambtenaar.

    6.3.3. Inzake feitelijke scheiding, einde van het samenwonen en echtscheiding

    6.3.3.1. Feitelijke scheiding
    In dit geval kan de echtgeno(o)t(e) vragen dat vanaf het volgend kalenderjaar het haar/hem toekomend aantal vrijbiljetten alsook deze voor de kinderen die op hetzelfde adres zijn ingeschreven, haar/hem persoonlijk worden uitgereikt.

    6.3.3.2. Echtscheiding en einde van het samenwonen
    Het recht voor de echtgeno(o)t(e) of samenwonende partner gaat verloren. De echtgeno(o)t(e) of samenwonende partner kan vragen dat de vrijbiljetten voor de kinderen die op hetzelfde adres zijn ingeschreven haar/hem persoonlijk worden uitgereikt.

    6.4. Teruggave ongebruikte biljetten

    Tegen uiterlijk 31 januari van het volgend jaar moeten de rechthebbenden de niet-gebruikte biljetten aan de bevoegde personeelsfunctie van de betrokken entiteit terugbezorgen.

    naar boven

    7. Vermindering op gewone treinbiljetten

    Op vertoon van hun inventariskaart, hebben de rechthebbende ambtenaren en gepensioneerden, met uitsluiting van de echtgenoten, samenwonende partners en de kinderen, recht op een vermindering van 50% op de normale prijs van treinbiljetten voor betalende reizigers.

    naar boven

    8. Rijtuigklas

    De ambtenaar die op het ogenblik van de overheveling bekleed was met een graad van de rangen 10 tot 17, 22 tot 25, 34 en 35 ontvangt voor zichzelf en zijn rechthebbende gezinsleden vrijbiljetten 1ste klasse. De overige ambtenaren ontvangen vrijbiljetten 2de klasse.

    naar boven

    9. Vrijkaarten

    9.1. Recht op vrijkaarten

    De overgehevelde rechthebbende ambtenaren hebben recht op een vrijkaart 1ste klas als zij in het oorspronkelijk ministerie op het ogenblik van hun overheveling bekleed waren met:
    - een rang 13 tot 17,
    - de rangen 10, 11 of 12,
    op voorwaarde dat zij, op het ogenblik van hun overheveling, ten minste 6 jaar dienstanciënniteit in vast verband in niveau 1 telden.

    De rechthebbende ambtenaar die gepensioneerd wordt, behoudt die kaart tot 31 december van het jaar van zijn opruststelling. Wie gepensioneerd wordt na 1 oktober behoudt zijn vrijkaart tot het einde van het jaar volgend op zijn opruststelling.

    Het staat de ambtenaar vrij af te zien van die kaart en in de plaats kosteloze reiskaartjes te ontvangen. Deze keuze kan herroepen worden op het einde van ieder jaar.

    9.2. Vrijkaarten syndicale afgevaardigden

    Aan de "vaste afgevaardigden" zoals bedoeld in artikel 71, 3° en 73 van het koninklijk besluit van 28 september 1984 (1) worden vrijkaarten 1ste klasse afgeleverd, waarvan de geldigheidsperiode overeenstemt met die van de gewone treinkaarten.

    naar boven

    10. Treinkaarten tegen verminderde prijs

    10.1. Treinkaarten woon-werkverkeer

    De ambtenaar die zich met de trein naar zijn werkplaats begeeft, behoudt het recht op 50% vermindering op de prijs van de gewone 1ste klas treinkaarten voor de reis tussen de werk- en woonplaats.

    10.2. Schooltreinkaarten

    Bij de NMBS kan tevens 50 % vermindering op de prijs van schooltreinkaarten 1ste en 2de klas bekomen worden voor de ongehuwde en niet als koppel samenwonende kinderen en wezen die niet ouder zijn dan 28 jaar, en aan de ongehuwde familieleden niet ouder dan 18 jaar die ten laste zijn van de ambtenaar.

    Voor het bekomen van een schooltreinkaart moeten de leerlingen, bij het door de schooloverheid afgeleverde studiebewijs van dagonderwijs en desgevallend van avondonderwijs, een attest nr. 346.03/102 voegen.

    naar boven

    11. Syndicale opdrachten

    Voor reizen in verband met de uitoefening van de syndicale opdrachten worden aan de representatieve vakorganisaties bulkbiljetten 1ste klasse (enkele rit) jaarlijks ter beschikking gesteld. 500 biljetten worden bij het begin van het kalenderjaar op verzoek van de vakorganisaties aan hen bezorgd. Een aanvullend contingent wordt slechts afgeleverd nadat de vakorganisatie een afrekening van het vorige contingent heeft bezorgd, vermeldende de naam van het personeelslid, de datum van overhandiging en de datum van de reis.

    Overeenkomstig punt 5.4. van deze omzendbrief moeten de niet gebruikte biljetten aan de bevoegde personeelsfunctie van de betrokken entiteit (MOD) worden terugbezorgd.

    naar boven

    12. Sancties

    De ambtenaren die reizen of pogen te reizen zonder reisbiljet of met een onregelmatig bewijs van kosteloos vervoer of tegen verminderde prijs, of die vrijbiljetten afstaan aan een collega of een derde, vallen onder toepassing van de wettelijke of reglementaire beteugelingsmaatregelen voorzien in het reglement van de NMBS, onverminderd toepassing van een tuchtstraf zoals voorzien in het VPS van 13 januari 2006.

    Ook het niet terugsturen van ongebruikte vrijbiljetten kan tot sancties aanleiding geven.

    naar boven

    13. Datum van inwerkingtreding

    Deze omzendbrief geldt vanaf de datum van goedkeuring voor de entiteiten, raden en instellingen die op deze datum reeds in werking zijn getreden en op de datum dat de entiteit, raad of instelling in werking treedt, voor de entiteiten, raden en instellingen die na deze datum in werking treden.

     

     

    Geert BOURGEOIS
    Vlaams minister van Bestuurszaken, Buitenlands Beleid, Media en Toerisme

    naar boven


    (1) Koninklijk besluit van 28 september 1984 tot uitvoering van de wet van 19 december 1974 tot regeling van de betrekkingen tussen de overheid en de vakbonden van haar personeel.

    naar boven