chat-altchatcrossloginquestion-circlesearchsmileystarthumbup-downwarning
Vlaanderen
Contacteer ons
    Terug naar overzicht Stuur een e-mail

    Stuur een e-mail naar 1700, de informatiedienst voor al uw vragen aan de overheid.
    U ontvangt een kopie van uw bericht.

    Terug naar overzicht Chat met ons
    Uw chatgesprek wordt automatisch gestart zodra er een medewerker beschikbaar is.
    Even geduld, uw positie in de wachtrij wordt bepaald.

    Richtlijn DVO/DBZ/AR/2007/2

    Datum:

    31 augustus 2007

    Aanhef:

    Aan de personeelsleden van de diensten van de Vlaamse overheid

    Betreft:

    Rechtzettingen in de belastingaangifte
    - reiskosten woon-werkverkeer met het openbaar vervoer

     

    Het Juridisch Kenniscentrum van het Agentschap Overheidspersoneel publiceert jaarlijks een muurkrantbericht waarin een aantal elementen voor het invullen van de belastingaangifte worden toegelicht, onder andere wat betreft de tussenkomst van de werkgever in de reiskosten voor het woon-werkverkeer.

    Zo werd er reeds enkele jaren de nadruk opgelegd dat personeelsleden die gebruik maken van het systeem van "forfaitaire beroepskosten" de bijdrage van de werkgever in het woon-werkverkeer met het openbaar vervoer (vak 12a code 254 van de loonfiche 281.10) moeten invullen op de belastingaangifte in vak 1254 of 2254 (totaal bedrag terugbetaling woon-werkverkeer) maar ook tegenboeken door hetzelfde bedrag te vermelden in vak 1255 of 2255 (vrijstelling).

    Toch blijkt dat een aantal personeelsleden vergeten om dit bedrag tegen te boeken. Zelfs indien de tegenboeking toch is gebeurd, kan het zijn dat de belastingdiensten, bij de aanslag, de vrijstelling vergeten toe te passen of niet het volledig bedrag als vrijstelling in aanmerking nemen, en slechts 160 euro als vrijgesteld bedrag toekennen.

    Regelmatig wordt de vraag gesteld hoe dit dient rechtgezet te worden. Hierna volgen een aantal richtlijnen terzake. De werkwijze is enerzijds afhankelijk van het moment waarop u als personeelslid de vaststelling doet en anderzijds van het feit of het gaat om een juridische dwaling of een materiële vergissing.

    Een materiële vergissing (feitelijke dwaling) omvat zowel een dwaling van de belastingplichtige als een dwaling van de administratie, en staat tegenover een juridische dwaling die een onjuiste beoordeling veronderstelt door u, als belastingplichtige, van de fiscale wet of een verkeerde toepassing ervan.

    Materiële vergissingen staan los van enige juridische beoordeling en zijn in het algemeen reken- of schrijffouten.

    Volgende mogelijkheden doen zich voor:

    1. U hebt het bedrag niet ingevuld in vak 1255 (of 2255):

    Het niet invullen van het bedrag is een juridische dwaling en GEEN materiële vergissing (zie hierna punt 2). Volgende mogelijkheden doen zich voor:

    1.1. de aangiftetermijn is nog niet verstreken (en er is uiteraard nog geen aanslag gevestigd – voor de inkomsten 2006 was de uiterste aangiftetermijn 4 juli 2007):

    U dient de vergissing schriftelijk aan de belastingdienst te melden en hen te verzoeken de verbetering als bijlage bij uw aangifte te beschouwen.

    1.2. de aangiftetermijn is verstreken (maar er is nog geen aanslag gevestigd):

    U dient de vergissing schriftelijk aan de belastingdienst te melden. Uw schrijven zal als een bekentenis van een onjuiste aangifte gelden, maar er zal, gezien uw goede trouw, geen belastingverhoging worden opgelegd.

    1.3. u ontvangt uw aanslag en merkt dat de belastingdienst een verkeerde aanslag gevestigd heeft:

    U kan een officieel bezwaarschrift richten aan de gewestelijk directeur der directe belastingen. Dit moet gebeuren binnen 6 maanden vanaf de datum van de kennisgeving van de aanslag. Om ontvankelijk te zijn moet het bezwaarschrift aan de volgende voorwaarden voldoen:

    • schriftelijk en ondertekend zijn (aangetekend is wenselijk maar niet noodzakelijk). U krijgt een ontvangstbewijs van de administratie dat de datum van ontvangst van het bezwaarschrift vermeldt. Dit betekent echter niet dat het bezwaar tijdig, ontvankelijk of geldig is;
    • ingediend worden bij de bevoegde instantie (gewestelijk directeur – adres staat op het aanslagbiljet vermeld);
    • gemotiveerd zijn;
    • opgesteld zijn door de bevoegde persoon (in principe de belastingplichtige, één van beide echtgenoten);
    • tijdig ingediend zijn (6 maanden te rekenen vanaf de verzending van het aanslagbiljet).

    Conclusie: Indien u zelf het bedrag hebt vergeten in te vullen in vak 1255 (2255) zal u na het verstrijken van de bezwaartermijn geen rechtzetting meer kunnen vragen, m.a.w. er is hoogstens een regularisatie mogelijk voor het voorgaande inkomstenjaar (waarop de aanslag wordt gevestigd en waarvoor de bezwaartermijn nog niet is verstreken), maar in geen geval voor voorgaande inkomstenjaren.

    naar boven

    2. U hebt het bedrag wel ingevuld in vak 1255 (of 2255):

    U stelt evenwel bij ontvangst van de aanslag vast dat de belastingdienst geen vrijstelling heeft toegekend of slechts een gedeeltelijke vrijstelling heeft verleend:

    Dit wordt beschouwd als een "materiële vergissing" zodat een "ontheffing van ambtswege" mogelijk is.

    Voor een te hoge aanslag ingevolge een materiële vergissing van hetzij uzelf hetzij de belastingadministratie (vb. rekenfout, schrijffout) kunt u ambtshalve ontheffing bekomen. Dit is mogelijk indien de te hoge aanslag door de belastingsdienst werd vastgesteld of door u aan de belastingsdienst werd kenbaar gemaakt binnen 3 jaar vanaf 1 januari van het jaar waarin de aanslag is gevestigd.

    Een ontheffing van ambtswege is dus zelfs mogelijk na het verstrijken van de bezwaartermijn. Indien de ontheffing verleend wordt buiten de termijn van bezwaar hebt u wel geen recht op moratoriumintresten.

    Conclusie: Indien u het bedrag van de vrijstelling hebt ingevuld, maar er is geen correcte vrijstelling toegekend, kan u 3 jaar teruggaan om ontheffing van ambtswege te bekomen.

    naar boven

    In elk geval is het aangewezen om met uw belastingkantoor contact op te nemen om na te gaan op welke wijze uw dossier op de meest efficiënte wijze kan worden rechtgezet. Ik wil ook verwijzen naar de commentaar bij het Wetboek van de Inkomstenbelasting(1).

    Tot hiertoe opteren de meeste personeelsleden wellicht voor het systeem van de forfaitaire beroepskosten. Ik wil wijzen op de wijziging in de fiscale wetgeving in verband met de verrekening van het woon-werkverkeer, namelijk het optrekken van het maximum aantal kilometer van 75 tot 100 kilometer enkel per dag. Hierdoor kan het voordeliger zijn om af te stappen van de forfaitaire beroepskosten en te opteren voor de werkelijk bewezen beroepskosten. Voor meer informatie verwijs ik naar de onderrichtingen bij het aangifteformulier van de personenbelasting.

     

     

    Luc LATHOUWERS
    secretaris-generaal

    naar boven


    (1) www.fisconet.fgov.be (commentaar bij artikel 376/6 e.v.).